Sinds een half jaar heeft Gerbrand Bakker een wekelijkse column in Trouw. Gerbrand Bakker is de schrijver van de bekroonde roman Boven is het stil. Daar kwam ik pas achter toen ik de man van de foto in Trouw matrassen zag slepen in de verfilming van zijn boek. Een figurantenrol als handtekening. Zoals Hitchcock altijd even opdook in de door hem geregisseerde films.
In het begin dacht ik dat er in Gerbrand Bakker een opvolger van tuinboekenschrijvers zoals Christopher Lloyd of Romke van de Kaa zou opstaan. Ik verwachtte dus geestige verhandelingen over botanische wetenswaardigheden. Maar Bakker is Bakker en schrijft veel meer over het buitenleven in de Eifel, zijn Duitse buren en de Duitse gebruiken.
Nu het lente is in de Eifel verandert dat en lees ik hoe hij – net als ik – tut in zijn tuin en grotere ingrepen doet. Zo maakt hij er ons deelgenoot van hoe hij nogal heimelijk een gat snoeit in de openbare beplanting aan de overkant van zijn tuin, zodat hij een mooie zichtlijn krijgt naar het landschap daarachter. Borrowed landscape, maar ook wel een beetje gestolen Gerbrand! 😉
Wat is het toch dat tuinieren voor ons gevoel strikt ophoudt bij de grenzen van ons perceel? Het zaaien of planten in openbaar groen voelt als een illegale daad. We hebben het niet voor niets over guerilla gardening. Andersom is het uitsteken van een mooie plant in de berm bijna diefstal.
Is het omdat we hiermee de buren het genot van die plant ontnemen? Het is maar de vraag of anderen die plant opmerken zoals jij dat doet. Een nuchtere buur redeneert waarschijnlijk dat er nog genoeg van over is. Maar toch…
Afgelopen maanden ‘stal’ ik zo een paar sneeuwklokjes en judaspenningen. Steeds ging ik op een rustig moment van de dag met de hond op pad, met een tuinschepje in een ondoorzichtige plastic tas. Nu mijn hond dood is wordt dat wandelen op de plaats delict helemaal verdacht.
Of ik berouw heb? Nee. En het schuldgevoel ebt ook weg. De sneeuwklokjes hebben de verplanting in volle bloei prima overleefd. De judaspenningen hebben een uitzonderlijk donkere roodpaarse kleur die mooi combineert met het rode blad van de Cotinus (Pruikenboom). Ik heb stille hoop dat het donker roodpaars blijft, omdat het gebruikelijke magentapaars van de judaspenning vaak een nogal verwassen indruk krijgt.
In mijn fantasie is deze judaspenning een variëteit die nog niet bestaat. Die kweek ik dan verder en breng ik met mijn naam in de handel. Zodat een daad van ‘diefstal’ een aanwinst wordt voor het plantenassortiment. Zoals het ooit met veel variëteiten is gegaan die we nu in het tuincentrum vinden.
P.S. Voor wie meer wil weten over Gerbrand Bakker: hij heeft ook een eigen weblog.
Nu moet ik je toch corrigeren: die column heeft Gerbrand Bakker al behoorlijk langer dan een half jaar.
Ik stel voor dat je na elke “diefstal” een plantje uit je eigen tuin dat je teveel hebt terug zet. Wellicht neemt dat het schuldgevoel weg.
Overigens deed dit mij weer denken aan vlierbessen plukken in het plantsoen. Dit plantsoen was een wat verwilderde strook langs de singel, waar in het voorjaar groot hoefblad stond en fluitekruid en vlier dus. Zakken vol vlierbessen heb ik er geplukt om jam van te maken. Op een dag werd ik aangesproken door iemand van het plantsoenenonderhoud: Wat ik aan het doen was? Mijn uitleg over de vlierbessenjam vond hij zo leuk dat hij met een lange schoffel de hoge takken voor mij naar beneden haalde, zodat ik er goed bij kon. Zijn uitleg: dit is eens heel wat anders dan vandalisme!
Een paar jaar geleden besloot de gemeente om het plantsoen in de “originele stijl”, naar het oorspronkelijke ontwerp van Zocher terug te brengen. Het is vast heel erg verantwoord, maar ook veel kaler en de vlieren zijn verdwenen.
LikeGeliked door 1 persoon