Tuinboekenschrijver Romke van de Kaa komt met een nieuw boek over het bodemleven in de tuin: van microscopisch kleine bacteriën tot de mol, onze grootste bodembewoner. Toen ik met hem vijf jaar geleden een tuinreis maakte sprak hij er al over: hoe onder de grond allerlei organismen met elkaar communiceren en samenleven. In 2016 schreef Peter Wohlleben over dit ‘ondergrondse internet’ in Het verborgen leven van bomen, dat een bestseller werd. Er is zeker een ondergrondse verbondenheid die nader onderzoek verdient, maar dat bomen van elkaar houden gaat er bij Romke van de Kaa niet in.
Met diezelfde nuchtere relativering graaft hij zich in de bodemmaterie. Wat hij allereerst opmerkt is dat wij nog maar zo weinig weten. Van veel diertjes, zoals nematoden (aaltjes) is pas zo’n 5 procent van alle soorten ontdekt. Met genetisch onderzoek komen er verwantschappen boven die we nooit vermoed hadden, zoals tussen de magnolia en de waterlelie. En wat te denken van de archaea, de nog weinig bekende ‘oerbacteriën’, die in onderzoek van Carl Woese vijftig jaar geleden voor een totaal nieuwe indeling zorgde van alle leven op aarde.
Van de Kaa benadert zijn onderwerpen aandachtsvol, maar niet uitputtend. Soms is dat jammer omdat als lezer je nieuwsgierigheid geprikkeld wordt en je precies wilt weten hoe de vork in de steel zit. Daarvoor is het boekje teveel een inleidende ontdekkingstocht. Een dilemma voor een schrijver lijkt mij ook, want op andere momenten wordt het soms wel even erg technisch en wetenschappelijk, vooral wanneer er bij de organismen die wij met het blote oog niet kunnen zien een zeker voorstellingsvermogen van ons gevraagd wordt.
Een moeizame verhouding
Blijft het feit dat Van de Kaa op zijn leukst is als hij stelling kan nemen of ironiseren. Moraliseren noemt hij dat zelf. Zo schetst hij hoe oogkleppen, taalbarrières en concurrentiestrijd in wetenschappelijke kringen de ontwikkeling van nieuwe inzichten blokkeren. Daarnaast neemt hij zoals altijd de moeizame verhouding tussen mens en natuur op de hak, bijvoorbeeld als het gaat om nut of overlast van dieren in de tuin.
Deze week nog in het Natuurdagboek van Koos Dijksterhuis over slakken. Dijksterhuis verdrinkt ze emmersvol in de stadsvijver achter zijn tuin. Volgens van de Kaa kun je de aard van de mens bijna herkennen aan hoe hij zijn slakken verwijdert. Ik behoor tot de ‘gemakzuchtigen’ en gooi ze naar het weiland achter mijn tuin of in de ruige bosschages bij mijn buren. Een vriendin van mij knipt ze met een schaar doormidden of plet ze onder haar schoen. Op de column van Dijksterhuis volgde daags daarna al een lezersreactie met de tip om slakken in de houtas te leggen. Hoeveel scenario’s kunnen we bedenken om een slak aan zijn einde te brengen?
Romke vertelt ook nog dat zo’n 90 procent van zijn fanmail over overlast gaat: slakken inderdaad, maar ook woelmuizen, mieren, luizen, kevers, wantsen en rupsen. Alleen vlinders en vogels zijn welkom in de tuin. Ziedaar de schizofrene houding die we innemen tegenover de natuur waar wij zelf onderdeel van zijn.
De onderwereld van de tuin : van microbe tot mol / Romke van de Kaa. – Amsterdam [et al.]: Atlas Contact, 2020. – 208 p. – ISBN 978-90-450-4208-4.
De foto van de naaktslak is gemaakt door Alexas_Fotos op Pixabay