Video

De spinselmot

Een spookachtige verschijning is het: een boom die van top tot teen is ingepakt in witte, spinnenweb-achtige draden van de spinselmot of stippelmot. Dit weekend zag ik het in het Amsterdamse Park Frankendael. Daar worden elk jaar alleen de kardinaalsmutsen volledig gemummificeerd. Het spinsel biedt bescherming tegen vogels. Daaronder zag ik de rupsen rondkruipen en alles kaal vreten.

De spinselmot is evenals de buxusmot een exoot. Met het verschil dat de plant in dit geval later in het jaar weer gewoon in het blad kan komen en overleven.

Aster lateriflorus 'Horizontalis'

De Chelsea chop

Vandaag is de Chelsea Flower Show begonnen. De BBC besteedt een week lang aandacht aan deze beroemde bloemen- en plantenshow in Londen. Met Chelsea, na de IJsheiligen, is het tijd voor het terugknippen van bepaalde vaste planten in de tuin, zodat ze – met enige vertraging – rijker bloeien en steviger staan.

De actie is simpel en rigoureus. Knip ongeveer de helft van de frisse, nieuwe scheuten af. Dat kan prima met een heggenschaar. Ik gebruik een snoeischaar, met het idee dat ik dan natuurlijker geamputeerde planten overhoud. Maar dat is slechts een idee. Knip desgewenst meer op standplaatsen waar je de planten lager wilt houden en minder waar het tuinbeeld wilder en losser mag worden.

The Chelsea chop
The Chelsea chop toegepast bij Aster lateriflorus ‘Horizontalis’

De stelen gaan zich op de snijvlakken opnieuw vertakken en zo ontstaat een bossige plant.  Het grote effect van wat terugknippen kan doen zie je soms terug bij moerplanten, de planten die kwekerijen gebruiken voor het snijden van hun stekgoed. Zo zag ik bij De Hessenhof ooit een zeer compacte en intens purper bloeiende Eupatorium (Koninginnekruid). De bijzondere conditie van de moerplant was deels te danken aan het gebruiksdoel.

Aster lateriflorus ‘Horizontalis’ heeft best een eigenaardige groeivorm. In het voorjaar is het een conisch gevormde bos met donkergroen, sappig blad. Niet echt fraai. In de zomer krijgt de plant langere scheuten met opvallend kleine, bijna zwarte blaadjes. Door je oogharen gezien lijkt de plant dan een beetje op heide. De plant blijft vanaf dat moment lang aantrekkelijk en in bloei is dat ook zeker het geval voor insecten.

Een andere plant die ik in mijn tuin terugknip is scharnierbloem, Physostegia virginiana ‘Summer Snow’. Die heeft de neiging om anders met de bloei wat voorover te vallen.

Voor de Chelsea chop lenen zich eigenlijk alle vaste planten die hun hoofdbloei na de langste dag hebben. Je kunt de knip ook bewust gebruiken om de bloei te vertragen tot na je vakantie. Hoe dichter je tegen de bloeitijd snoeit, hoe groter de vertraging. Dan gaat de schaar er in voordat je je koffers pakt en kom je terug in een tuin die nog in knop staat. In dat geval knip je dus niet nu, maar pas over een maand of wat.

De Chelsea chop is gewoon een anker voor je geheugen, geen ijzeren wet. Zoals de juiste tijd voor het snoeien van lavendel. Mijn tuinvriendin Gerda Smink zegt altijd: “Op 11 april, om 11 uur ’s ochtends, zo ver als je durft. Én kalk geven!” Zij en ik, wij mogen hier altijd smakelijk om lachen.

In andere maanden zijn er weer andere redenen om soms heftig de snoeischaar te gebruiken. Daarover schrijf ik een volgende keer.

Cercis siliquastrum (Judasboom)
Afbeelding

Cercis siliquastrum (Judasboom)

De Judasboom kleurt de straten van Lissabon roze in april. Maar Cercis siliquastrum is naar mijn ervaring minder geschikt voor ons klimaat. Hij houdt zich staande en heeft een soms overweldigende voorjaarsbloei, die veel insecten aantrekt. Blad en bloemen verschijnen ongeveer tegelijk. Maar de groei is de rest van het jaar ‘kwarrig’.

Judasboom (Cercis siliquastrum)

 

Het was een erfenis van de vorige eigenaar en ik ga hem volgend jaar verwijderen. Op de plaats van de boompaal staat nu mijn lang gezochte Sorbus hupehensis, een speciale lijsterbes met witroze bessen in het najaar.

De vrouwen van Venserpolder

Moestuinieren in de Venserpolder

Ik ken steeds meer leeftijdgenoten die de tv in de ban doen. Vreemd eigenlijk, want het aanbod met betaalzenders en programma’s wordt alsmaar groter. Teveel om bij te houden zelfs. Misschien is dat wel de reden: een herontdekte zee van tijd die je overhoudt als je niet kijkt. Daar kan ik me wat bij voorstellen.

Toch kijk ik graag uitgesteld, bijvoorbeeld naar series die uitgezonden worden op een onmogelijk tijdstip, en die ik dus opneem. Ouderwets eigenlijk, dat opnemen en dat vaste tijdstip van uitzenden. Maar zo heb ik de laatste jaren toch kunnen genieten van mooie series als Borgen, Homeland, Big Little Lies, The Handmaid’s Tale, The Split en Arctic Circle. Deze series geven vaak een ragfijn beeld van onze huidige maatschappij of de maatschappij van de toekomst. En ze hebben één grote overeenkomst: sterke en tegelijk kwetsbare vrouwelijke hoofdrollen.

Correct

Om de juiste, witte en feministische man te worden zou ik de documentaires van Sunny Bergman moeten zien, maar die laat ik dan weer aan mij voorbijgaan. Te hypercorrect, denk ik. De discussies die ze teweegbrengen zijn zeker zinvol. Tegelijk vraag ik me af of ze niet juist polariserend werken, in plaats van begrip te kweken. Ik acht het voldoende om te weten dat ik ook vooroordelen heb en houd mijzelf regelmatig een spiegel voor.

Dit is een lange inleiding om wat te zeggen over een documentaire die ik erg mooi vond: De vrouwen van Venserpolder. Venserpolder, een buurt in Amsterdam-Zuidoost, bestaat uit woonblokken. Elk blok is gebouwd rondom een binnentuin. Jarenlang gold de tuin van blok 10 vanwege criminele activiteiten als te gevaarlijk en lag hij er verlaten bij.

Respect

In deze film van Eva de Breed wordt een aantal Surinaamse vrouwen gevolgd die de verwaarloosde binnentuin omtoveren tot een aards moestuinparadijs. De vrouwen leren elkaar kennen door het samen werken in de moestuin. Dat haalt hen uit hun isolement en smeedt nieuwe banden.

Wat een tuin kan betekenen wordt subtiel opgevoerd. Eigenlijk is het tuinieren de leidraad om wat te vertellen over het leven van de vrouwen. Zoals Melie, die als een matrone met sigaar in de mondhoek door de tuin loopt en genietend ziet dat het goed is. Ik moest denken aan mijn oude tantes van vroeger of mijn oma, de vrouwen met veel zitvlees en tijd en berusting. Door schade en schande.

Maureen tuiniert op zijn Surinaams, sexy in een strak uitgesneden jurkje of een leren broek. Haar tegelpad moet recht liggen en ze steekt veel energie in het verzorgen van de planten, en met groot succes. Tegelijk voelde ik dat ergens in dit perfectionisme een kwetsbaarheid zit die bloot komt te liggen. En zo gebeurt het ook.

Effect

Het mooie van deze slow docu is dat voor die vrouwenlevens de tijd wordt genomen, zonder teveel in detail te gaan of compleet te willen zijn. Een impressionistische schildering van mensen die je nooit gekend hebt maar herkenbaar worden. Je zou ze een brasa willen geven.

Een documentaire die verbindt in plaats van polariseert, en die en passant ook nog wat zegt over de zin van tuinieren, door te laten zien dat er is wat er is. Dankjewel Moondocs en HUMAN!

Voorjaarsbollen
Afbeelding

Bloembollenmix

Ik was zo druk met genieten van deze nieuwe bloembollenmix in mijn tuin dat ik vergat een foto te maken. Vandaag was het festijn over zijn hoogtepunt, de droogte had al toegeslagen. Toch oogt het nog subtiel kleurig en zwierig. De kleine geurende narcis ‘Sailboat’, de tweekleurige kuifjes van Muscari latifolium en de meerbloemige Tulipa clusiana ‘Lady Jane’. Die laatste doen me aan gestifte lippen denken. Ik weet ook niet hoe ik daarbij kom.

In verwachting

Sinds de droogte van afgelopen zomer was ik behoorlijk lam gelegd in het schrijven. Daarvoor heb ik rust nodig, en die was er lange tijd niet. Tuinieren werd maandenlang stressvol in plaats van ontspannend, een race tegen de elementen waarvan je het toch niet wint. Ik wacht nog op de jaarrekening van het water, die zal een stuk hoger zijn. Meer nog wacht ik op hoe de planten de draad weer oppakken. De vraag is of ze zich in de relatief kalme herfst en winter voldoende hebben hersteld.

Mijn Magnolia stellata bloeit dit voorjaar niet. Dood is hij niet. Na de bladval door de droogte heeft de plant alle energie gestoken in het produceren van nieuw blad in nog hetzelfde jaar. Daarom geen enkele bloemknop nu.

Mijn nog jonge perenboompje liet hoogzomer het laatste blad vallen en bleef sindsdien angstvallig kaal. Maar vandaag zag ik bij een rondgang door de tuin dat de knoppen toch uitbotten. Reden voor een klein, inwendig hoera!

Ik vind het toch steeds weer frappant dat een extreem zacht (maar droog) voorjaar als in de afgelopen weken niet veel zichtbare groei teweeg brengt. Wat al boven de grond staat – cyclamen, crocussen, sneeuwklokjes – raakt snel uitgebloeid. Het is juist de regen die daarop volgt, vijftien millimeter in de afgelopen twee dagen, die voor verrassingen zorgt.

Zelf heb ik nog de nodige extra’s aan de tuin toegevoegd en het is afwachten hoe die uitbotten. Ik wilde een vrolijk, Jacqueline van der Kloet-achtig mengsel van kleine verwilderingsbollen, als een lint door mijn achtertuin met vaste planten en struiken. Een combinatie van blauwe druifhyacint Muscari latifolium, witrood gestreepte tulpen (Tulipa clusiana ‘Lady Jane’) en witgele narcis ‘Sailboat’ in een 5:4:3-verhouding. Ik hoop dat die in april, wanneer dit stuk van de tuin nog relatief kaal en maagdelijk is, wat leven in de brouwerij brengen. Het blad komt al op!

Achter in dezelfde tuin heb ik een brede verwilderingsweide. Daarin heb ik in de herfst extra narcissen ‘Mrs. Langtry’ geplant en Camassia quamash. Ik wil daar in mei een losse, wuivende bloemenweelde, voordat de grassen, margrieten, ratelaar en duizendblad het overnemen. Om die weide sowieso meer ‘spicy’ te maken heb ik soorten bijgezaaid: blauwe weideklokjes (Campanula patula) en blauw slangenkruid (Echium vulgare), lila beemdkroon (Knautia arvensis), roze dagkoekoeksbloem (Silene dioica) en – God zegene de greep –  brede wespenorchis (Epipactis helleborine subsp. helleborine). Ook ik koester de malle illusie dat een verwilderingsweide pas geslaagd is als orchideeën er zich in thuis voelen.

Sproeien in de tuin

Tuinieren is niet leuk meer

“Snap jij het dat mensen nú nog planten kopen?” vraagt mijn tuinvriendin aan de verkoopster. “Nee, daar begrijp ik helemaal niks van. Maar het gaat gewoon maar door.” Ondertussen slaat ze mijn nieuwe veroveringen aan op de kassa: drie papavers, een naaldvaren en een geelbladige Physocarpus.
Het is een warme zomer, zo een waarvoor we vroeger één keer per jaar naar Zuid-Frankrijk reden. Ondertussen heeft het in mijn tuin zeven weken lang geen drup geregend. Ik ben de sullige derde in dit verhaal, die zijn planten afrekent. Hopend op regen, die nu toch wel een keer moet komen.

Tv-tuinieren

In Gardener’s World zie ik hoe Monty Don in zijn borders uitgebloeide planten vervangt door frisse nieuwe, die een voortzetting van het bloeiseizoen beloven. Succession Planting heet dat. Bij Monty Don gaat bijna alles goed. Maar hij heeft dan ook een bijna oneindig budget, behorend bij een tv-programma van formaat. En daarbij ook vast en zeker een klein leger van onzichtbare helpers.

Het zou mij niets verbazen als Don zijn tuinklussen demonstratief inzet voor de camera, waarna – cut! – zijn assistenten de klus klaren. Monty Don komt dan na een elders in de tuin opgenomen scène nog even terug om de spade ter hand te nemen en zijn praatje af te maken. Ziedaar het bedrieglijke van televisieformats, een van de redenen waarom ons soms de realiteit van alledag zo onvolmaakt aanvliegt.

Realistisch tuinieren

Ik vind tuinieren dit jaar al zeven weken lang niet zo leuk meer. Het is bijna niet te doen om je elke dag na het werk in je werkplunje te hijsen en te redden wat er te redden valt. Urenlang strategisch sproeien in de eerste plaats, maar ook wieden, knippen, dunnen, stutten, vegen en bestrijden. En terwijl je dan van voor naar achter beent door je kleine paradijs zie je in je ooghoek dat links en rechts toch een plant het tijdelijke met het eeuwige dreigt te verwisselen. Vlug een gieter water erbij.

Was elke juni en juli zoals dit jaar dan zou ik serieus overwegen om het anders te gaan doen: veel eenvoudiger beplanten, een vaste tuinhulp in dienst nemen of – sterker nog – voor een deel van mijn werktijd ontslag nemen. Stevig tuinieren is niet erg, maar deze paniek is verre van ontspannend.

‘Ongedierte’

Van terugloop in insecten merk ik weinig. Het dit jaar geplante kattekruid (Nepeta ‘Six Hills Giant’) doet het fantastisch en gonst van de bijen op zoek naar nectar. Koolwitjes vlinderen af en aan. Niet verwonderlijk dus dat de paar koolplanten die ik heb gehavend zijn door de rupsen. Ik heb ze een voor een geplet tussen mijn blote vingers. De groepjes van gele eitjes onder de koolbladeren heb ik weggeveegd, om een nieuwe invasie te voorkomen.

Eerder al had ik mijn blauwe regen gespoten tegen rupsen van een andere vlinder of mot. Vorig jaar waren ze helemaal kaalgevreten. Daarom had ik dit jaar niet één bloemtros en is de groeikracht sowieso matig. De harige bastaarden verplaatsten zich vervolgens naar de geraniums in mijn border waar ik ze handmatig wegving en verhuisde naar een plekje achteraf.

En de mierennesten in mijn bestrating heb ik overgoten met kokend water. Bij een van de nesten waren er net vliegmieren aan het uitvliegen. Zo blijft er van mijn onschuld in dit kleine paradijs niet veel over.

Maar toch…

Los van alles wat er doorschiet (zoals altijd de venkel, maar ook radijs, en uiteindelijk ook de sla en de krulandijvie) is het nog geen slecht jaar voor de moestuin. Die ligt bij mij tamelijk beschaduwd door bebouwing en hoge bomen. Bonen hebben het wat moeilijker, maar de tomaten, aubergines en tomaten hebben een voorsprong ten opzichte van andere jaren.

Zoals Elvis Costello zingt was het een ‘Good year for the roses’. Hortensia’s houden zich, bij voldoende water, ook wonderwel. Planten in de border die zich nu staande weten te houden zijn de blijvertjes voor de toekomst. Dit wordt een hard leerjaar voor elke bewuste en oplettende tuinier.

Tuin Eikenlaan Oosterhout

Verdeel en heers

Een lappendeken rondom de stam van de oude Cercis: cadeautjes van de vorige eigenaar, zelfzaaiers en nieuwe planten. De roze akeleien en paarse viooltjes zijn al over hun hoogtepunt. Links de Phlomis fruticosa die juist geel begint te bloeien, rechts het grote blad van een alant – ik weet niet welke – ook geel straks. Witbont blad van kardinaalsmuts (Euonymus fortunei ‘Silver Queen’). Witte slaapmutsjes  en magenta prikneuzen volgen, en in de herfst Aster lateriflorus ‘Horizontalis’ (achter de alant).

Als tuinbezitter ben je zoals ik dat noem aan het ‘orkestreren’. Jij bepaalt welke plant in welk seizoen de boventoon voert. Exemplaren die te hoog van de toren blazen worden getemperd of verplaatst. Voor een valse partij is geen clementie: die gaat ergens anders maar de boventoon voeren, niet bij mij.

Zo tolereer ik in mijn moestuin aan de straatkant alleen wit vingerhoedskruid. Het thema is wit en grijs, dus dat spreekt voor zich. Achter in de moestuin mag het ook roze zijn, tussen de blauwe akeleien, de oervorm van Aquilegia vulgaris. De basiskleuren hier zijn blauw en lila. In de achtertuin wil ik juist roze akeleien en wordt elke blauwe systematisch eruit getrokken, omdat die anders de overhand krijgt.

Ik hou van gezonde, groeikrachtige planten en dat levert mij soms veel werk op. Over het uitpluizen van te enthousiaste zaailingen heb ik het al eerder gehad. Vaste planten hebben het vaak zo naar de zin dat de spade er dwars doorheen moet. Struiken worden op elk moment dat het nodig is en uitkomt gesnoeid.

De regel is: breek gerust de regels als je denkt dat het kan. Zo verplaatste ik laatst een heleboel zaailingen van de eenjarige korenbloem (Centaurea cyanus) van een ongewenste plek naar een stukje grond waar ze lekker hun gang konden gaan. Korenbloemen hebben een penwortel en zouden zich niet gemakkelijk laten verplaatsen. Nou, er was er niet een die geleden heeft onder de verhuizing.

De eigenaren van bekende tuinen in Engeland hebben bijna allemaal zero tolerance voor planten die het net niet zijn. Een soort die niet voldoet aan de verwachtingen wordt vervangen, is rijp voor de composthoop. De tijd die je hebt om te realiseren wat je voor ogen hebt is te kort voor pappen en nathouden.

In lijn met die traditie verving ik in april drie spierstruiken (Spiraea japonica) die ik had geplant voor hun bronskleurige jonge blad in het voorjaar. Omdat ze vorig jaar wit bloeiden in plaats van roze vond ik ze al verdacht. Deze lente liepen de struikjes fel groengeel uit, zonder enig zweem van brons. Best spannend, maar niet wat ik zo graag wilde.

In het tuincentrum kocht ik drie nieuwe Spiraea japonica ‘Goldflame’. Dat moést de juiste soort zijn. Er zat nog een beetje brons in de blaadjes. Tegen de tijd dat ik de planten in de grond zette, twee weken later, was het meeste brons al verdwenen. Dus waar doe ik het eigenlijk voor?

De drie delinquenten gaf ik een andere plek. Die waren blijkbaar foutief gelabeld onder dezelfde naam. Ik hou het op Spiraea japonica ‘White Gold’.

Verdeel en heers: in jouw tuin kan het, mag het en moét het zelfs is mijn opvatting.