“Snap jij het dat mensen nú nog planten kopen?” vraagt mijn tuinvriendin aan de verkoopster. “Nee, daar begrijp ik helemaal niks van. Maar het gaat gewoon maar door.” Ondertussen slaat ze mijn nieuwe veroveringen aan op de kassa: drie papavers, een naaldvaren en een geelbladige Physocarpus.
Het is een warme zomer, zo een waarvoor we vroeger één keer per jaar naar Zuid-Frankrijk reden. Ondertussen heeft het in mijn tuin zeven weken lang geen drup geregend. Ik ben de sullige derde in dit verhaal, die zijn planten afrekent. Hopend op regen, die nu toch wel een keer moet komen.
Tv-tuinieren
In Gardener’s World zie ik hoe Monty Don in zijn borders uitgebloeide planten vervangt door frisse nieuwe, die een voortzetting van het bloeiseizoen beloven. Succession Planting heet dat. Bij Monty Don gaat bijna alles goed. Maar hij heeft dan ook een bijna oneindig budget, behorend bij een tv-programma van formaat. En daarbij ook vast en zeker een klein leger van onzichtbare helpers.
Het zou mij niets verbazen als Don zijn tuinklussen demonstratief inzet voor de camera, waarna – cut! – zijn assistenten de klus klaren. Monty Don komt dan na een elders in de tuin opgenomen scène nog even terug om de spade ter hand te nemen en zijn praatje af te maken. Ziedaar het bedrieglijke van televisieformats, een van de redenen waarom ons soms de realiteit van alledag zo onvolmaakt aanvliegt.
Realistisch tuinieren
Ik vind tuinieren dit jaar al zeven weken lang niet zo leuk meer. Het is bijna niet te doen om je elke dag na het werk in je werkplunje te hijsen en te redden wat er te redden valt. Urenlang strategisch sproeien in de eerste plaats, maar ook wieden, knippen, dunnen, stutten, vegen en bestrijden. En terwijl je dan van voor naar achter beent door je kleine paradijs zie je in je ooghoek dat links en rechts toch een plant het tijdelijke met het eeuwige dreigt te verwisselen. Vlug een gieter water erbij.
Was elke juni en juli zoals dit jaar dan zou ik serieus overwegen om het anders te gaan doen: veel eenvoudiger beplanten, een vaste tuinhulp in dienst nemen of – sterker nog – voor een deel van mijn werktijd ontslag nemen. Stevig tuinieren is niet erg, maar deze paniek is verre van ontspannend.
‘Ongedierte’
Van terugloop in insecten merk ik weinig. Het dit jaar geplante kattekruid (Nepeta ‘Six Hills Giant’) doet het fantastisch en gonst van de bijen op zoek naar nectar. Koolwitjes vlinderen af en aan. Niet verwonderlijk dus dat de paar koolplanten die ik heb gehavend zijn door de rupsen. Ik heb ze een voor een geplet tussen mijn blote vingers. De groepjes van gele eitjes onder de koolbladeren heb ik weggeveegd, om een nieuwe invasie te voorkomen.
Eerder al had ik mijn blauwe regen gespoten tegen rupsen van een andere vlinder of mot. Vorig jaar waren ze helemaal kaalgevreten. Daarom had ik dit jaar niet één bloemtros en is de groeikracht sowieso matig. De harige bastaarden verplaatsten zich vervolgens naar de geraniums in mijn border waar ik ze handmatig wegving en verhuisde naar een plekje achteraf.
En de mierennesten in mijn bestrating heb ik overgoten met kokend water. Bij een van de nesten waren er net vliegmieren aan het uitvliegen. Zo blijft er van mijn onschuld in dit kleine paradijs niet veel over.
Maar toch…
Los van alles wat er doorschiet (zoals altijd de venkel, maar ook radijs, en uiteindelijk ook de sla en de krulandijvie) is het nog geen slecht jaar voor de moestuin. Die ligt bij mij tamelijk beschaduwd door bebouwing en hoge bomen. Bonen hebben het wat moeilijker, maar de tomaten, aubergines en tomaten hebben een voorsprong ten opzichte van andere jaren.
Zoals Elvis Costello zingt was het een ‘Good year for the roses’. Hortensia’s houden zich, bij voldoende water, ook wonderwel. Planten in de border die zich nu staande weten te houden zijn de blijvertjes voor de toekomst. Dit wordt een hard leerjaar voor elke bewuste en oplettende tuinier.